De eigenschappen van het terreinmodel bepalen
Eigenschappen van het terreinmodel
Zodra een terreinmodel in een tekening is geplaatst, kunt u de eigenschappen, instellingen en brongegevens ervan op verschillende manieren bewerken.
Een terreinmodel kan net als andere objecten gekopieerd, geplakt, geroteerd en verwijderd worden. In 2D/Planaanzicht wordt de geselecteerde 2D-weergave van het terreinmodel getoond; als u bij Weergave ‘Huidig + toekomstig’ selecteerde, worden deze terreinmodellen bovenop elkaar gelegd. In een 3D-aanzicht wordt de geselecteerde 3D-weergave getoond (tenzij u ‘Geen’ selecteerde).
U kunt een textuur op het terreinmodel toepassen via het tabblad Rendering van het Infopalet. De textuur wordt op oppervlak van het terreinmodel aangebracht en de afmetingen worden aangepast aan de grootte van het terreinmodel.
U kunt het oppervlak van het terreinmodel modelleren door het terreinoppervlak plaatselijk uit te rekken of uit te hollen (zie Het oppervlak van een terreinmodel modelleren).
U kunt de hoogtelijnen van het terreinmodel bewerken door de originele brongegevens (het huidige terreinmodel) of het toekomstige terreinmodel te wijzigen zoals beschreven in De hoogtelijnen van een terreinmodel bewerken.
Klik rechts op het terreinmodel en selecteer het commando Bewerk in het contextmenu, of selecteer Bewerk > Bewerk terreinmodel. In het dialoogvenster ‘Bewerk terreinmodel’ kunt u de Instellingen terreinmodel bewerken, de toekomstige of huidige hoogtelijnen, de componenten en componentdikte en bepalen wat er moet gebeuren wanner u op een terreinmodel dubbelklikt.
Zodra het terreinmodel gegenereerd is, wordt het terreinmodel automatisch in het tijdelijk RAM-geheugen bewaard zodat het snel kan worden bijgewerkt. Dit zal de bestandsgrootte echter doen toenemen. Hoe u deze standaardinstelling wijzigt, vindt u in Voorkeuren document: tabblad Weergave.
Het terreinmodel kan aangepast worden door middel van verschillende terreinbewerkingsobjecten; zie Concept: Terreinmodelbewerking.
Naast het dialoogvenster ‘Terreinmodel’, kunt u een geselecteerde terreinmodel eveneens bewerken vanuit het Infopalet.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Hoogte laagste punt |
Bepaal in dit veld de hoogte van het laagste punt (de laagste afstand op de Z-as) van het terreinmodel; door deze waarde te wijzigen, verplaatst u het hele terreinmodel, maar zonder de terreinbewerkingsobjecten te beïnvloeden. |
Instellingen |
Met deze knop opent u het dialoogvenster ‘Instellingen terreinmodel’. De instellingen en opties komen grotendeels overeen met het scherm dat u krijgt als u een terreinmodel opbouwt. U kunt dit scherm ook oproepen door op het terreinmodel te dubbelklikken. |
Bijwerken |
Klik op deze knop om het terreinmodel en de eventuele bijhorende momentopnames bij te werken wanneer de huidig brongegevens zijn veranderd of wanneer u terreinbewerkingsobjecten hebt toegevoegd of gewijzigd. Als het terreinmodel een geoafbeelding gebruikt als textuur kunt u met deze knop de geoafbeelding opnieuw downloaden. Doe dit nadat u het bestand hebt opgeslagen om de afbeelding opnieuw zichtbaar te maken. |
Creëer momentopname |
Met deze knop kunt u Een momentopname van een terreinmodel maken. Dankzij een momentopname kunt u verschillende terreinmodelstijlen (Hoogtelijnen, Trianguleren enzovoorts) tegelijkertijd weergeven. |
2D-weergave |
Selecteer het type weergave voor het 2D-model. |
2D-stijl |
Selecteer een stijl voor het 2D-model. |
3D-weergave |
Selecteer het type weergave voor het 3D-model. |
3D-stijl |
Selecteer een stijl voor het 3D-model. |
Oppervlakte-eenheid |
Selecteer een eenheid voor de oppervlakte. |
Geprojecteerde opp. |
De geprojecteerde oppervlakte wordt hier weergegeven. |
Reële opp. (Huidig) |
De huidige reële oppervlakte wordt hier weergegeven. |
Reële opp. (Toekomstig) |
De toekomstige reële oppervlakte wordt hier weergegeven. |
Herrekenen volumes |
Klik op deze knop om de onderstaande volumes te herberekenen nadat u wijzigingen hebt aangebracht op het Infopalet (zie Afgraaf-/Aanvulzone). Telkens wanneer u op het Infopalet een instelling of parameter wijzigt, verschijnt er naast de volumes Herreken de volumes. Zo weet u dat de gegevens niet meer up-to-date zijn. |
Volume-eenheid |
Selecteer een volume-eenheid voor de af te graven en aan te vullen volumes. |
Volume (huidig) |
Het huidige volume wordt hier weergegeven. |
Volume (toekomstig) |
Het toekomstige volume wordt hier weergegeven. |
Afgraafvolume |
Als het terreinmodel is bewerkt met een bewerkingsobject, zal hier het af te graven volume worden weergegeven. |
Aanvulvolume |
Als het terreinmodel is bewerkt met een bewerkingsobject, zal hier het aan te vullen volume worden weergegeven. |
Netto afgraaf-/aanvulvolume |
Hier wordt het verschil weergegeven tussen het af te graven en het aan te vullen volume. Het geeft een indicatie of er volume van de site moet worden verwijderd of juist extra moet worden toegevoegd. |
Totaal afgraaf-/aanvulvolume |
Het totaalvolume wordt hier weergegeven. |
Bewerk bijsnijding |
Gebruik dit commando om het terreinmodel bij te snijden door middel van een vorm op maat (zie Het terreinmodel bijsnijden). |
Bewerk huidig oppervlak |
Gebruik dit commando om het oppervlak van het huidige terreinmodel te bewerken (zie Het oppervlak van een terreinmodel modelleren). |
Bewerk huidige hoogtelijnen |
Gebruik dit commando om de hoogtelijnen van het huidige terreinmodel te bewerken (zie De hoogtelijnen van een terreinmodel bewerken). |
Bewerk toekomstig oppervlak |
Gebruik dit commando om het oppervlak van het toekomstige terreinmodel te bewerken (zie Het oppervlak van een terreinmodel modelleren). |
Bewerk toekomstige hoogtelijnen |
Gebruik dit commando om de hoogtelijnen van het toekomstige terreinmodel te bewerken (zie De hoogtelijnen van een terreinmodel bewerken). |
Heropbouwen d.m.v. brongegevens |
Gebruik dit commando om het terreinmodel te herstellen op basis van de originele brongegevens of omtrek. Ga te werk zoals beschreven in de volgende sectie. |
Bewerk componenten |
Met deze knop opent u het dialoogvenster Terreincomponenten en definieert u de componenten voor het terreinmodel; zie Componenten voor een terreinmodel creëren. |
Bewerk geologische opmetingspunten |
In bewerkmodus kunt u de dikte van componenten op verschillende punten op het terreinmodel aanpassen; zie |
Parameters controlepunten |
Met deze parameters bewerkt u de controlepunten op de terreinmodelomtrek; zie Controlepunten van objecten aanpassen |
Een terreinmodel heropbouwen op basis van de brongegevens
U kunt de originele brongegevens, omtrek of loci bewerken die aan de basis van het terreinmodel liggen. Hierdoor worden eventuele wijzigingen aan het terreinoppervlak of de hoogtelijnen ongedaan gemaakt en wordt het terreinmodel opnieuw opgebouwd. Terreinbewerkingsobjecten blijven wel van toepassing.
Om het terreinmodel te heropbouwen:
Volg een van onderstaande werkwijzen:
Selecteer het terreinmodel en klik op de knop Heropbouwen d.m.v. brongegevens op het Infopalet.
Klik rechts op het terreinmodel en selecteer het commando Bewerk in het contextmenu, of selecteer Bewerk > Bewerk terreinmodel. In het dialoogvenster ‘Bewerk terreinmodel’ selecteert u de optie Heropbouwen d.m.v. brongegevens.
Klik met de rechtermuisknop op het terreinmodel en selecteer het commando Heropbouwen d.m.v. brongegevens in het contextmenu.
Vervolgens kunt u in bewerkmodus de brongegevens bewerken of controleren (zie 3D-brongegevens controleren).
Keer terug naar het terreinmodel via de knop Verlaat heropbouwen terreinmodel rechtsboven in de tekenzone. Het terreinmodel wordt automatisch bijgewerkt volgens eventuele wijzigingen aan de brongegevens.